maandag 11 december 2017

Teder is de nacht van F. Scott Fitzgerald

Iets boeit met in dit boek. Het weelderige in combinatie met het tragische waarschijnlijk. Toch vind ik het einde prettig en daar hoop ik altijd op. Het boek is soms ook wel, hoe zeg ik dat, wat weids voor mij. En niet altijd kon ik het helemaal volgen. Ik had misschien ook wel last van het zoeken naar bewijzen van wat ik ergens in een analyse had gelezen: dat het met haar goed af zou lopen en met hem niet (terwijl het in het begin zo anders is). Dat het gaat over ledigheid en verval. Daar kom ik toch liever zelf achter.

Fitzgerald schuwt het commentaar op de levensstijl van de Divers niet. Die doorsijpelende mening komt op mij bijna calvinistisch over. Maar misschien voel ik me teveel aangesproken. Nogmaals: des te prettiger is het einde al is het misschien niet zo bedoeld. Het biedt ruimte voor hoop.

Redelijk fijn taalgebruik, een willekeurig makkelijk gevonden voorbeeld: "Hij bevestigde zijn besluit terwijl hij rond de plekken late namiddagzon in zijn kamer liep." Ik moest de zin twee keer lezen en vind hem mooi nu ik hem begrijp.
Ik heb ook regelmatig moeten gniffelen, en het maakt nieuwsgierig naar psychologie.

Ik las de uitgave van Atlas Contact/LJ Veen Klassiek, vertaling door Henne van der Kooy uit 2000. Dat is een vertaling van de herziene versie, in een andere volgorde dan oorspronkelijk. Fitzgerald wilde de volgorde aanpassen, en was daar niet mee klaar toen hij overleed. Ik ben ook wel benieuwd naar de oorspronkelijke versie, maar zal die toch nooit kunnen lezen zonder te weten wat ik nu weet.

Al met al een boeiend boek over een slimme aimabele man, een vrouw die herstelt van geesteziekte, hun leven samen in (voornamelijk haar) rijkdom. Over Amerikanen in Europa in de jaren twintig van de twintigste eeuw.

woensdag 15 november 2017

Specht en zoon van Willem Jan Otten

Ik heb altijd een beetje moeite met personages die niet menselijk zijn. Willem Jan Otten komt er in dit boek net mee weg. Ik heb het niet direct weggelegd omdat ik zijn andere boeken fascinerend vind en na een tijdje had ook dit verhaal me gegrepen. Het is spannend. En stof tot nadenken. En mooi geschreven.

Under construction

woensdag 25 oktober 2017

Als ... als Piet Paaltjens HaverSchmidt was

"Eigenaardig is het, dat Piet Paaltjens in 't algemeen een ander man is als Haverschmidt." Die 'als' doet pijn, en ik wil het venster met de tekst waar deze zin in staat al wegklikken. Dat kan nooit wat goeds zijn. Tot ik bedenk dat het misschien geen fout is.

Het was eenvoudiger geweest als er had gestaan " ... dat HaverSchmidt een ander man is als Piet Paaltjens". Dat kan namelijk, sterker nog, dat was het hele idee achter Piet Paaltjens: dat HaverSchmidt een ander kon zijn op het moment dat hij zich als Piet Paaltjens voordeed. HaverSchmidt schiep niet voor niets een alter ego.

Maar kan je dan over dat alter ego, dat wel degelijk bestaat, maar toch niet van vlees en bloed is, zeggen dat hij een ander man is, als hij zijn schepper is, dus als hij François HaverSchmidt is? Is Piet Paaltjens ooit HaverSchmidt? Of is het alleen andersom?



Als u uw gedachten hierover zou willen delen, waardeer ik dat zeer.

Overigens komt het citaat uit De Nieuwe Taalgids, Jaargang 27 (1932). Ik weet niet hoe het gangbare taalgebruik toen was bij vergelijkingen.

maandag 9 oktober 2017

Ik laat mijn boeken liever niet signeren

Waarom zou je een boek laten signeren? Ik ben niet zo enthousiast over door auteurs gesigneerde boeken.


Persoonlijk

Ik vind het leuk als ik een boek krijg en iemand schrijft er iets persoonlijks voorin. Dat maakt het boek uniek. Het is een goede herinnering aan aan de gelegenheid en het aardige gebaar toen je het boek kreeg, soms gaat het ook in op de band die je met de gever hebt. Dat voegt iets toe en maakt het waardevol.

Productiemachine

Een handtekening van de auteur voegt niet echt iets toe. Zijn naam staat al een paar keer op en in het boek. Het is ook weinig persoonlijk. Hoezeer een auteur ook zo’n best doet, soms maakt hij zelfs een kort praatje, hij moet toch altijd vragen hoe je heet en hoe je dat schrijft. “Met een i en twee ennen.” “Voor Marianne” schrijft hij dan met daaronder een zwierige handtekening, en als je meerdere boeken van de betreffende auteur hebt, doet hij dat drie, vier keer achter elkaar, als een een soort productiemachine. “Voor Marianne” – Zwierige Handtekening -, “Voor Marianne” – Zwierige Handtekening -, “Voor Marianne” – Zwierige Handtekening -, “Voor Marianne” – Zwierige Handtekening -.    

"Voor ..." versus gekocht

Hoezo voor? Heeft hij het speciaal voor jou geschreven? Eerlijker zou zijn "Geschreven voor Marianne en 49.999 andere lezers”. En dan nog een keer: hoezo voor? De kans is groot dat je het boek zojuist hebt gekocht, ervoor hebt betaald. De reclame-boekenlegger van de boekhandel waar hij zit te signeren zit er nog in, evenals het pin-bonnetje. “Gekocht door Marianne, een van mijn 50.000 lezers”. Als hij werkelijk dat aantal boeken verkoopt, heb je er waarschijnlijk ook nog voor in de rij moeten staan, en heeft de auteur dezelfde vriendelijke blik, vraag, én zwierige handtekening voor al degenen voor en achter jou.
Het kan trouwens ook wel iets minder cru dan mijn suggestie van zojuist: “Leuk dat je mijn boek gekocht hebt.” En dan eventueel, afhankelijk van wat voor boek het is, bijvoorbeeld bij een spannend boek: “Ik wens je veel spannende momenten.”

Herinnering

Natuurlijk kan die seriematig geproduceerde handtekening ook een herinnering oproepen. Bijvoorbeeld aan hoe de schrijver in de lezing voor de signeersessie lachend vertelde over het ene hoofdstuk dat hij in een dronken bui geestdriftig had geschreven, ervan overtuigd dat hij het beste stuk ooit had geschreven, wat hij de volgende dagen uiteraard volledig moest herschrijven, al was het alleen maar vanwege de tikfouten, blijkbaar kun je ook schrijven met een dubbele tong. “Dubbele vinger” noemde hij het. Leuke herinnering.

De kunst van het weglaten

Donderdag (een tijdje geleden) was ik bij een literair café met Frank Westerman. Op het laatste moment had ik toch maar het boek wat ik van hem heb van de plank gehaald en onder mijn arm meegenomen, nog niet wetende of ik het wel zou willen laten signeren. Tijdens het interview raakte Westermans bevlogenheid me. Ik vroeg of hij nooit eens in de verleiding kwam om een gebeurtenis in te kleuren, er iets bij te halen waarvan je niet zeker weet of het gebeurd is, maar wat haast wel zo moet zijn en het verhaal completer maakt. Hij keek me aan en zei: “Nee, de waarheid is zo fantastisch,” zijn ogen begonnen te glinsteren, “er is zoveel om mee te werken, er is zoveel.” Hij liet zich door zijn eigen voorbeelden meeslepen, vertelde enthousiast over ontdekkingen die hij gedaan had, en gaf ook nog een oplossing voor als hij iets niet heeft kunnen vinden wat hij wel had willen achterhalen (“benoemen”). Hij eindigde met een brede glimlach met iets als “Je moet het gewoon niet doen, het komt niet in me op, er is zoveel, het is juist de kunst van het weglaten, niet erbij verzinnen.

Liefde

Na afloop van het interview stond ik een wijntje te drinken met vrienden, het is per slot van rekening een literair café. Ze moedigden me aan om m’n handtekening te gaan halen, denkende dat ik daar te verlegen voor was. Nou ben ik soms best verlegen (soms ook niet), maar ik had dus andere twijfels. Ondertussen had ik, aangestoken door zijn geestdrift en verleid door de titel ‘Ingenieurs van de ziel’, mijn tweede Westerman aangeschaft. Ik stond dus met twee boeken in mijn hand te twijfelen.
Toen bedacht ik iets: ik zou hem laten kiezen, ik zou hem vragen één van de boeken te signeren. Niet hemelschokkend revolutionair, maar het voorkomt in ieder geval het productiewerk. Westerman moest even nadenken, vooral omdat het een ongebruikelijke vraag was denk ik. Hij koos ‘Een woord, een woord’, “omdat dat dichterbij staat.” Hij vroeg mijn naam, de spelling, schreef “Voor …” maakte nog een aardige opmerking over mijn ex libris en zette met rode pen de zwierige handtekening. Hij maakte het af met datum en plaats, nog een extraatje ten opzichte van de standaard. Ik ben er tevreden over. Mijn exemplaar van ‘Ingenieurs van de ziel’ zal voor altijd het boek blijven dat hij niet signeerde, en beide boeken zullen mij herinneren aan zijn enthousiaste liefde voor de waarheid en voor de kunst van het weglaten van feiten (en handtekeningen) die overbodig blijken.





maandag 2 oktober 2017

Er na van Pé Hawinkels

Fijn gedicht vind ik. Ook al gaat het dan over de dood, en zelfs over het verwelkomen daarvan.

Er na

Als de dood nú was gekomen
had ik hem begroet als een jongere broer,
die Twist and Shout wil horen als ik
de Negende Symfonie van Mahler op heb staan;
en met een glimlach had ik aan de dood
mijn plaats afgestaan, en was ik licht, zo licht
gestorven, och, zoals
het bevroren oppervlak van sneeuw zich breken laat.
De glimlach, die wij op dingen kunnen zien, die nooit
kúnnen lachen: een boeddhabeeld, de maan,
de oostelijke horizon, zo vredig, dat
ik goddank er zelf niets van begrijp.

Pé Hawinkels

zondag 1 oktober 2017

Elke drie minuten een nieuwe favoriet

Ik zit – met de ramen dicht, want ‘dit mag absoluut niet lekken’ (en bovendien is het buiten koud) naar de Piet Paaltjens-cd te luisteren. Via een geheime link, want de cd is nog niet officieel uitgebracht. Het is fantastisch. Elke drie minuten of soms iets minder, Paaltjens maakte ook korte gedichten, heb ik een nieuwe favoriet.

zaterdag 30 september 2017

Programma Piet Paaltjens Parade

Het programma staat online, heel mooi vormgegeven. Ik had behoefte aan overzicht, en toen ik dat gemaakt had, dacht ik dat dat misschien wel voor meer mensen handig was. Dus toen heb ik mijn overzicht een beetje aangekleed. Hier kun je kaartjes bestellen.




Immortelle XVI

Zijn goudblonde lokken en knevel,
   Zijn geestvolle neus en mond,
Zijn vergeetmijnietblik, zijn tenorstem
   En zijn New-Foundlandsche hond,

Ik moet er gedurig aan denken;
   Zelfs adem ik soms nog flauw
Den geur in van zijn sigaren.
   Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw.

Ruik ik opnieuw die sigaren,
   Dan word ik eensklaps zoo raar.
Is ‘t, omdat hij ze rookte,
   Of was de tabak mij te zwaar?


Melancholisch, dat wel, maar echt diep somber is het niet. Geen spoortje spot, sarcasme, cynisme. Of misschien toch? Wat doet die hond in de beschrijving? Dat kan, vind ik. Het beeld van sommige mensen is pas echt compleet met hun hond, zeker als je een beetje romantisch bent.

Over wie gaat het? Een goede vriend? Het moet in ieder geval een Leienaar geweest zijn, Blaauw was een sigarenboer aldaar. Hadden studenten honden in die tijd? Nu is dat toch eerder een uitzondering.

Ik vind het een fijn gedicht. Waarom? Zie de eerste alinea onder het gedicht. Ik had over dit gedicht heen gelezen tot Clean Pete het kwam zingen. Toen viel me ineens op hoe lief dit gedicht is. Daar ben ik de dames wel een beetje dankbaar voor.


Nog 20 dagen tot de Piet Paaltjens Parade.

vrijdag 29 september 2017

Stukgelezen

Stukgelezen


En weer gerepareerd.




maandag 18 september 2017

Aan Betsy

Strot. Strot is het woord in dit gedicht dat mij doet struikelen. 'O ja, ik lees Piet Paaltjens'. Ik was nog in de stemming opgeroepen door de hartverovrend achtelooze houding en, vooruit, de rozenlipjes. Vooral die eerste, dat is toch mooi, en onschuldig en beelden-oproepend?

Maar dan laat hij dus haar strot op en neer gaan. Niet echt een lieflijk woord. Zelfspot volgt leunde ik schilderachtig op den tronk. Terwijl zij drinkt, probeert hij zich een houding te geven, aantrekkelijk te zijn voor als ze opkijkt van de fles door zichzelf als ware hij in een schilderij te positioneren.

Enter passie en verlangen. Eerst benoemt hij haar mond nog impliciet in een treffend beeld. Ik moet ook wel een beetje lachen, hij is toch jaloers op een fles, de zelfspot is nog niet verdwenen. Dan laait de passie op als hij haar de fles laat 'keilen' en haar mond op zijn lippen laat branden. De stroomversnelling is echter van korte duur.

Terug in de werkelijkheid valt ze van de drank in slaap, en heeft de fles hem dus echt beroofd van wat misschien zou kunnen zijn. Dat gebeurt. Hij moet er van huilen, sterker: hij stort zijn tranen op aarde, veel, maar wel maar één dag.

Aan Betsy

Het heugt mij als de dag van gistren. Op het mos
In hartverovrend achtelooze houding lag
Uw rijzige figuur, wijl de anderen het bosch
Langzaam doordwaalden. 't was een vreeslijk heete dag.

Gij hield mijn veldflesch aan uw rozenlipjes, droog
Van 't lachen. Diep-gemoedlijk, als wen de avondklok
Door 't dal luidt, klonk het in uw keel. En zacht bewoog
Uw zoete strot zich op en neer bij elken slok.

Intusschen leunde ik schilderachtig op den tronk
Eens duizendjaargen eiks en vroeg mij heimlijk, wat
Voor smaak wel 't lot had, dat het aan een veldflesch schonk,
Wat droomend slechts mijn dichtermond genoten had.

O, ware 't noodlot niet alleen behept met koud
Verstand maar ook met warm gevoel, - uw poezle hand
Had plots de flesch, zoordra ze leeg was, door het woud
Gekeild, en op mijn lippen had uw mond gebrand.

Nu echter dronkt ge alleen de flesch leeg, onbewust,
Dat de inhoud nog al koppig was, - 't was witte port, -
En sloot uw loddrige oogjes dicht en sliept gerust. -
Nooit heb ik zóóveel tranen op één dag gestort.

Nog 31 dagen tot de Piet Paaltjens Parade

zaterdag 16 september 2017

Immortele C

Zooals ik eenmaal beminde,
  Zoo minde er op aarde nooit een.
Maar 'k vond, tot wien ik mij wendde,
  Slechts harten van ijs en steen.
  
Toen stierf mijn geloof aan de vriendschap,
  Mijn hoop en mijn liefde verdween.
En, zooals mijn hart toen haatte,
  Zoo haatte er op aarde nooit een.

En sombere, bittere liedren
  Zijn aan mijn lippen ontgleên.
Zoo somber en bitter als ik zong,
  Zoo zong er op aarde nooit een.

Verveeld heeft mij eindlijk dat haten.
  Dat eeuwig gezang en geween.
Ik zweeg, en zooals ik nu zwijg,
  Zoo zweeg er op aarde nooit een.


Mooi vind ik dit gedicht. Verdrietig, somber en zwart, en dat is niet mijn ding, maar het ritme wel. En hoewel ik het zwijgen triest vind, lijkt het me minder erg dan het haten. Gelukkig (als we de nummering in Snikken en Grimlachjes aan mogen houden) zweeg hij in ieder geval niet op papier.
En, het zal vast niet Paaltjens' bedoeling zijn geweest, ik koester na lezing eigenwijs de hoop dat de schrijver vanaf dit punt op den duur weer lichtpuntjes zal gaan zien. Romantische ziel, maar dan anders.

donderdag 14 september 2017

Paaltjens en de Max Havelaar

De sigaren, de firma, de vergenoegdheid, de koffie. De brief van Piet Paaltjens voor bij de tweede druk van Snikken en Grimlachjes doet mij denken aan de Max Havelaar. Is dat te ver gezocht, is het gewoon logisch vanwege de tijd en niets meer? En die datum, 1 april, is vast ook niet toevallig, of wel?

Paaltjens heeft in ieder geval ook veel geleden.

Hoe het zit, en of het verwijzingen betreffen weet ik niet, zeker is dat HaverSchmidt en Douwes Dekker elkaar kenden en waardeerden.


Hier de tekst van de brief / het 'inleidende woordje' (bron: DBNL).


Den heer H. A. M. Roelants, Schiedam
   Mijnheer!

Gij verzoekt mij om een inleidend woordje voor den 2den druk van mijn Snikken en Grimlachjes, en te gelijk noodigt gij mij uit, eindelijk een begin te maken met de uitgave van mijn latere gedichten. Wat nu dat woordje betreft, - kunt gij er dezen brief voor gebruiken, zoo ga uw gang. Want ik heb roeping noch gelegenheid, een formeele inleiding aan de rijmelarijen mijner jonkheid toe te voegen. En wat de poëzie uit het tweede tijdperk van mijn leven aangaat, uit de dagen van mijn omdolingen langs stranden en op tentoonstellingen, - om u de waarheid te zeggen, die heb ik ten vure gedoemd, den avond vóór den eersten verjaardag van mijn trouwen. Ge moet namelijk weten, dat ik op dit oogenblik reeds gelukkig man en vader ben. De oudste dochter van Mevr. de Wed. Pothof heeft mij tot dien heilstaat verheven, evenals ik het aan haar te danken heb dat ik lid ben geworden der bloeiende firma Pothof & Van Balkum, in sigaren. Sinds ik mij aan mijne nieuwe betrekkingen ben gaan wijden, heeft er een algeheele verandering met mij plaats gegrepen. Was ik vroeger bleek en mager, thans ben ik kleurig en gezet. Uit mijn oogen glanst een stille vergenoegdheid en, in stede van de nare geluiden die ik weleer placht te slaken, rolt er nu om de haverklap een heldere lach of een vroolijk deuntje over mijn lippen. Want ik zing nog steeds, maar geen ‘sombere, bittere liederen’ meer. Dáár heb ik voorgoed van afgezien. En zelfs, gelijk ik reeds zeide, heb ik alles wat ik eens akeligs zong, zooveel het mij mogelijk was, plechtig vernietigd. Op een echt kouden Meiavond heb ik er voor mijn vrouw, mijn compagnon den waardigen Van Balkum, en mijzelven een keteltje bisschop boven gewarmd.
Alzoo, beste heer Roelants, wilt ge nog wat van mij hebben, kom dan om - sigaren. Of neen - heb geduld: misschien dat ik u toch nog eens met een bundeltje verzen gelukkig maken kan, maar verzen van een anderen geest dan die mij als jongeling bezeten hield. Gisteren - de scherpschutters trokken met hun nieuwe banier en onder volle muziek voorbij ons kantoor - daar ontwaakte opnieuw mijn zangdrift. Een lavastroom gelijk bruisten de vaderlandsche gevoelens uit mijn harp....
Doch ik moet eindigen: men roept mij aan de koffietafel. - Vaarwel dan en geloof mij steeds

Uw dw. dienaar,
P. Paaltjens.

1 April 1871.

woensdag 13 september 2017

Geschoffeerd door Immortelle I

De maan glijdt langs de ruiten
En blikt mij vragend aan,
'Wat moet dat, bleeke zanger, -
In uw ooghoek glinstert een traan?'

Zoo gij de maan niet zelf waart,
'k Zou zeggen: loop naar de maan. -
Wat mij het oog doet glinsteren,
Dat gaat er geen schepsel aan.


Een flinke wending in toon en sfeer tussen het eerste en tweede couplet. Hoewel ik weet dat je bij Piet Paaltjens op je hoede moet zijn, trap ik er toch steeds weer in. Ik laat me meevoeren door de eerste regels, omwille van - ja wat eigenlijk? - negeer ik het naar mijn smaak ietwat overdreven romantische, dramatische gehalte. Ik zie de glinstering van de traan en heb medelij met de zanger die naast verdrietig ook wat ziekig lijkt te zijn, te oordelen naar zijn witte gelaat. Ik wieg mijn hoofd en hart bijna mee op het ritme.

EN DAN, bij de tweede regel van het tweede couplet, keren mijn voeten abrupt terug op aarde en mijn hersenen in mijn hoofd. Ik voel me buitengesloten en zelfs enigszins voor aap gezet. Bijna tegen mijn zin in volgt bewondering: knap toch hoe die ogenschijnlijk simpele regels die emoties los kunnen maken.

Nog 37 dagen tot de Piet Paaltjens Parade.

maandag 4 september 2017

Het is maar bloed van Jerry Hormone

'Het is maar bloed', ik heb er lekker in zitten lezen en de verhalen vermaakten me prima, ondanks dat ik niet van bloed en grof taalgebruik houd. Het valt wel mee hoor op de schaal van grofheid, maar ik ben op dat gebied gevoelig. Dus liever 'bips' in plaats van 'kont', 'poep' in plaats van 'stront', en 'vrijen' in plaats van 'neuken'. Overigens best mogelijk dat ik het te zijig had gevonden als hij die 'nettere' woorden had gebruikt. Zo ben ik dan ook wel weer.

Hormone schrijft met humor tragische verhalen. Lekker down-to-earth conversaties en beschrijvingen, alsof je er zomaar naast had kunnen staan. De meeste hoofdpersonen komen op mij over als onzekere jonge mannen die niet voor zichzelf opkomen. Een aantal verhalen had zo in de Viva kunnen staan, maar dan met een vrouw als hoofdpersoon, en gevolgd door commentaar van een zelfhulpcoach die vertelt hoe ze weerbaarder kan (en móet) worden.

'Roald-Dahlachtig' had ik in een recensie gelezen. En inderdaad, een aantal verhalen heeft dat zeker. Licht lugubere of absurde wendingen, goed gedoseerd.

Ik kocht het boek omdat Jerry bij ons zijn nummer voor de Piet Paaltjens-cd kwam opnemen. Het maakte me nieuwsgierig. Ik ben bevredigd.





zondag 3 september 2017

Zestien

Ik denk dat de jongens hooguit zestien zijn. Dat denk ik waarschijnlijk fout want ze hadden het over collegegeld. Even maar trouwens, verder hebben ze het vooral over voetbal: idioot hoge transferbedragen, de opstelling van het Nederlands elftal, dat soort dingen. We denderen het station binnen en de machinist bekent dat we tien minuten te laat zijn. “Potverdomme, m’n vrouw is zwanger,” roept één van de jongens. Hij kijkt er guitig bij (en lijkt zo echt niet ouder dan zestien). Z’n vrienden lachen. Ik kan niet te lang aan die guitige blik blijven hangen en kijk langs hem heen naar buiten waar de wachtende mensen op het perron eerst snel voorbij schieten, maar steeds langzamer –als in een filmshot dat dramatisch vertraagt- in beeld verschijnen. Tussen hen een meisje dat ook wel ouder dan zestien zal zijn, haar betraande ogen kijken bang de trein in. Ik draai mijn hoofd de trein weer in. Dat gaat onvermijdelijk langs de zoëven nog guitige blik. Die blik weerspiegelt nu de angst van zijn vriendinnetje op het perron. Ze zal toch niet?

woensdag 7 juni 2017

Prins Wipneus en zijn vriendje van B. van Wijckmade

Dit is het eerste deeltje van de serie. Wat mij opvalt is, dat Wipneus en Pim een groot deel van het avontuur gescheiden doorbrengen. Ze zijn wel dikke vriendjes en trekken er samen op uit, maar als het avontuur begint raken ze al gauw gescheiden.

Wipneus is eigenlijk weinig held in dit verhaal. Hij wil in het begin al niet naar de andere boot varen (wat overigens verstandig was geweest). Waar Pim heftig tegenstribbelt, laat Wipneus zich gewoon gevangen nemen. Wipneus wordt pas een beetje opstandig als hij al heel hard heeft gewerkt voor de tovenaar en het dan nog niet goed genoeg is. Dan wordt hij gered door Fleuretta de elfenkoningin, daar hoeft hij zelf weinig heldhaftigs voor te doen.
Pim ontsnapt zelf. Hij moet vervolgens wel gered worden van zee door de Watermannetjes, maar toch. En vervolgens redt hij de Watermannetjes van de draak. Pim is een echte held, hoewel hij later zich ook weer laat betoveren samen met de Watermannetjes en ze gered moeten worden door de Bloemenelfjes.

Het doden van de draak gaat met een hoop geweld en bloed. Ook eerder heeft Pim al gedroomd dat hij de tovenaar hard staat te slaan terwijl deze al vastgebonden is. De kinderziel hoeft blijkbaar niet gespaard te worden van geweld.

Er komen weinig vrouwen of meisjes in de verhalen voor, zo zijn er alleen maar kabouterjongens en geen kaboutermeisjes. Ik roep altijd dat ik niet zoveel met feminisme heb, maar ik vind het toch leuk dat de echte helden van dit verhaal meisjes zijn.
De koningin krijgt daarvoor overigens drie keer een hand. Zouden dat oorspronkelijk zoenen geweest zijn? Zoenen die 'eruit gecorrigeerd' zijn?

Wat er pas veel later uit gecorrigeerd is, zijn de wat incorrecte teksten over negers, bijvoorbeeld:  "... net een neger; Brrr... om er kippevel van te krijgen."

Pim scoort in dit verhaal hun eerste bijzondere vervoersmiddel: De zilveren vis (genaamd Pim), een bootje met een afdak, dat heel snel kan varen. Volgens mij komt die later nog terug.

Verder opmerkelijk: Pim wordt mager genoemd in dit verhaal. Ik dacht dat hij in andere verhaaltjes neergezet werd als een beetje een dikkerd, in ieder geval als een kaboutertje dat veel van eten houdt.


Het verhaal: Wipneus en Pim zijn voor de lol aan het varen op de Sprookjeszee. Ze zien lichtjes, varen eropaf en worden gevangen genomen door een tovenaar. Pim ontsnapt, maar verdwaalt op zee. Hij wordt gered door de Watermannetjes, die hij dan vervolgens weer redt van een draak. Samen gaan ze op pad om Wipneus te redden. De tong van de dode draak gaat ze daarbij helpen, want die kan mensen verlammen.
Wipneus is intussen al gered door de koningin van de bloemenelfjes. Zij gaat Pim zoeken en ziet dat de reddingspoging van de Watermannetjes en Pim mislukt; de tovenaar verandert ze in kikkers. Ze gaat versterking halen. Samen met Wipneus en haar Bloemenelfjes vangt ze de tovenaar en zijn matrozen (met brandnetels), en onttovert de Watermannetjes. 

Voor een behoorlijk compleet verhaal over Wipneus en Pim, zie inzichten.nl

zondag 23 april 2017

Franklin van Thomas Lieske

Ik heb twee keer geprobeerd om het me te laten bekoren. Echt gelukt is dat niet. Ik snap de meeste personen niet, en ook de veelheid aan uitgediepte personen vind ik storend. Ik houd niet van mystiek en dat zit er wel in, te veel om te negeren.

Wat me wel enigszins aansprak zijn de verhalen die Franklin verzint en vertelt. Bijvoorbeeld het opstel dat hij voorleest in de klas. Het heet ascencion en is duidelijk geïnspireerd op het verhaal over de wederopstanding en hemelvaart van jezus, maar speelt in het hier en nu met namen (al dan niet aangepast) van mensen om hem heen. In de verhalen lijken mystieke gebeurtenissen voor te komen, maar daar volgt later een verklaring voor. Zijn 'jezus' blijkt gewoon nog op de berg een eindje verderop te staan. Wat de hoogte in zweeft, is alleen zijn jas.

Het boek heeft de Libris Literatuur Prijs 2001 gekregen. Ik moet nog veel leren.

Het boek lijkt eerst over Niel te gaan. Het begint met Niel die als baby op een locomotief  'is' samen met een varken. De trein rijdt door wat later de nikkelmijnen in Rusland blijken te zijn. Niel groeit min of meer overklaarbaaar op en lijkt te leven op de trein.
Dan verschuift de aandacht naar Charles, die op 18-jarige leeftijd is weggelopen van huis uit Den Haag, zich later heeft aangemeld bij de SS en vervolgens deserteert. Hij komt in de nikkelmijn terecht met de Duitse Walter die zijn vriend wordt. Ze willen ontsnappen en doen dat samen met Niel. Walter raakt gewond tijdens de ontsnapping en Niel slaat hem dood.
Uiteindelijk komen Charles en Niel bij Charles' ouders aan. Ze gaan daar wonen, echt welkom zijn ze niet, vooral Niel niet, maar Charles trekt zich daar weinig van aan. Er is ook nog een zusje. Er ontstaat een spanning tussen het zusje Christine en Niel; aantrekking en afstoting.
Christine trouwt met iemand anders en uit dat huwelijk wordt Franklin geboren. Hij is niet echt gewenst en zijn moeder slaat hem. Op jonge leeftijd wordt hij naar een internaat gestuurd. En dan gaat het verhaal verder.

vrijdag 7 april 2017

De kijkende man

Hij is verrast, blij verrast. Even sluit hij zijn ogen, zijn stok helpt hem zijn evenwicht te bewaren. Dan kijkt hij weer, ziet de schoonheid en de kracht. Hij weet hoe het voelt. Twee lijven die samen iets nieuws maken. Hij zit erin. De muziek stuurt zijn bewegingen.
Kun je harmonie en passie tegelijk voelen? Hij weet zeker van wel, want dat is wat hij voelde en voelt: dat hun hartstochten samengingen, precies bij elkaar pasten. Ook buiten de studio. En niet alleen als hij haar rok omhoog schoof op het moment dat zij zijn billen greep. Ook als hij aardappelpuree maakte en zij aan de pepermolen draaide. Dat laatste was wel het moeilijkste vol te houden geweest. Het kwam steeds vaker voor dat ze niet meer samen aten. Zij was er nog niet, hij begon alvast. En als ze wel tegelijk thuis aten, aten ze eigenlijk ook niet samen. De pepermolen was leeg en niemand vulde hem bij.

In bed – al lang niet meer op de keukentafel – ging het nog lang goed, heerlijk goed. Op de vloer, met de muziek nog veel langer. Dat had misschien wel door kunnen duren. Beweging, sierlijke kracht die doorliep van de een in de ander. Harmonieus, en nog steeds vol passie voor hun creatie van dat moment, steeds opnieuw. Totdat er andere dingen op hun pad kwamen. Zo ging dat. Het was goed geweest.

Heeft hij dat echt allemaal beleefd in die halve minuut dat hij naar de ansichtkaart met de dansers stond te kijken? Ze weet het niet, maar hij heeft staan kijken, naar haar gelachen en zijn duim opgestoken voordat hij voorzichtig een paar passen achteruit zette en doorliep.